Geschiedenis van mijn schaken

Schaken heb ik van 'myn heit' geleerd. Dat wil zeggen: de loop der stukken. Want die man kon ook niet meer dan de loop der stukken. Schaken kon hij eigenlijk niet: hij kon geen zetten bedenken.
lk had een broer, die ook schaken had geleerd. We stonden om 07.00 uur op en gingen dan de kleren niet aan op blote voeten schaken. Zo schaakbelust ('Agressief') waren we. Bennie, zo heette die broer, had vallende ziekte. Maar schaken kon hij wel. We waren even sterk.
Maar enfin.
Destijds, ik was toen een jaar of 16, ging ik in Scharnegoutum naar een kapper. Kapper de Witt heette de man. We raakten aan de praat zoals dat bij kappers gaat. We kwamen op schaken.
""O, kun jij ook schaken?", zei hij aangenaam verrast. "Dan kunnen we wel een potje schaken! Hij, die kapper kon wel vier keer zo goed als mij schaken. Maar doordat we steeds weer schaakten, leerde ik toch wel het nodige. Want die man speelde in het eerste van de Sneker schaakclub die nu nog bestaat en waar Ãk momenteel lid van ben. Hij was dus één van de besten van Sneek! Met Auke Bootsma en dokter Wiegman. De laatste kende ik niet, de eerste wel.
In die tijd werd er in Scharnegoutum een schaakclub opgericht. Niet een schaakclub zoals ze nu bestaan, meer het idee van een Soos. Maar men had wel een competitie. Er werd wel degelijk strijd geleverd.
In het land der blinden is de eenoog koning. Ik was meestal de eerste. Er werd echter niet zo geschaakt als dezer dagen op clubs. De lange rokade was onbekend, wel wisten we wat een kleine rokade was. Aanraken is zetten, daar deden we niet aan. En passant bestond niet, dat wisten we niet. Een klok was er niet. Partijen duurden dan ook soms erg lang.
Zelf zette ik niet zo gauw. Een maat waarmee ik schaakte zette ook niet al te vlot. Zodoende hebben we een keer tot 23.00 uur zitten schuiven en braken we de partij af.
lk ben toen een middag bij die man thuis geweest en toen was de partij nog niet uit. We hebben er toen nog een middag over gedaan en toen was hij ten lange leste uitgespeeld. Dat was dus een partij die bijna een dag duurde doordat we zo talmden met zetten.
We deden wél aan snelschaken, zoals tegenwoordig ook traditie is. Dat ging zonder klok. Dat ging met een gongslag. Binnen vier tellen zetten. Dat vond ik véél moeilijker dan die 5 minuten spelen van tegenwoordig.
Ik was dan nergens! Ik kon dat niet. Zwakkere tegenstanders speelden me weg! Ik herinner me Douwe van der Meer, nog "altijd Prijs" uitroepen. Prachtig!
We gingen wel eens naar een andere club schaken . Buiten bondsverband, we waren niet aangesloten bij een bond. We deden dat onder elkaar.
Dan telde aanraken is zetten wel. Ik ben nog vergeten te zeggen dat we het begrip pat , de patstelling, remise, wel kenden. Eeuwig schaak en herhaling van zetten kenden we niet.
We waren wel een beetje gemeen. Die reeds bekende kapper de Witt en nog iemand uit Sneek konden veel beter schaken dan ons. Ze waren geen lid en werden dan tegen vergoeding van een gulden door ons "bijzonder lid" gemaakt. Ze waren dan lid. Deze begenadigde schakers werden door ons aan het eerste en tweede bord gezet. Wanneer we tegen een andere club speelden. Het was een beetje gemeen, omdat we de eerste twee punten bij voorbaat al binnen hadden. De bijzondere leden waren per definitie beter dan hun tegenspelers van de club waar we tegen speelden.
Juridisch klopte het, maar moreel gezien was het niet helemaal zuiver.
In Gauw had je dominee Blonet. Die was wel van hetelfde formaat als onze bijzondere leden.
De club van Schamegoutum werd op zeker moment opgedoekt. Toen was het schaken bij mij ook gedaan. Nou ja, ik ging nog wel eens naar een wedstrijd toe. Ik won dan ook nog wel eens een prijs. Hoe dat kon, weet ik ook niet meer. Kennelijk was het de ervaring die in zekere zin toch een rol speelde.
Na ongeveer 20 jaar is er in Scharnegoutum weer een club opgericht. Men vroeg mij lid te worden. Aan dat verzoek voldeed ik, maar lang ben ik niet lid geweest. Als ik 's avonds op het middernachtelijk uur thuiskwam moest ik ook nog bij het vee in de stal langs. De verplichtingen van de zaak zogezegd. Dan had ik s avonds pijn In mijn kop en daar had ik geen zin meer aan.
Eerst waren het bij die club allemaal leden. Lui die half schaken konden waren ook lid. Na een paar jaar bleven er maar een paar over.
Toen ik opgehouden was met boeren zei ik tegen mijn vrouw dat ik toch wel weer schaken wilde. Ik wilde naar de club van Gauw. Mensen van die club kende ik nog van vroeger, daar schaakten we vroeger tegen. Maar ze speelden op maandagavonden dan had ik koor. Dus dat kon niet doorgaan.
Dus toch maar Sneek bellen. De club uit Sneek had vroeger de naam neer te kijken op een dorpsclub. Zo was dat vroeger.
Maar ja, ik dacht; toch maar Sneek. Ik moest daar wel wennen, omdat die klok me onbekend was. En in het begin altijd verliezen. Dat ging dus aanvankelijk moeizaam. Toch had ik er wel trek in. Ik won eens een paar partijen en kreeg er zo echt aardÃgheid in. Ik ben lid geworden.
Dat er in Sneek werd neergekeken op het dorp bleek een misplaatst vooroordeel van de eerste orde.
Ik schaak met vol genoegen bij de schaakclub Sneek!
Door Jan Hofman aldus verteld aan Spookschrijver.