Featured

de Pen

Beste Anne,

 

De laatste die een stukje heeft geschreven voor de column “Geef de pen aan …..”

was Dhr.Meijer  (jan.2011) die hem vervolgens doorgaf aan Renske Hania.

 

Sinds die tijd ligt de pen stil te wachten ergens op een bureau.

 

Namens de club (hoop ik) wil ij je vragen de pen weer op te nemen en een

stukje te schrijven over het feit dat je voorzitter bent geworden en wat je visie is op de toekomst van de club.

 

Hopelijk neem je deze uitdaging aan.

 

Jan Hans

De Pen Nr 1: Dirk Schild

Dank je wel Julius! Van je collega’s moet je het maar hebben. Wel een goed plan overigens.
Ik bedoel hiermee het doorgeven van de pen voor een stukje in het Tuunhek. Want ik ben nog van de oude architectenpen. Ik schrijf en teken nog alles met de hand. Teksten type ik later het weleens over,maar eerst schrijf ik ze op. Tekeningen blijven op papier staan en van computertekenen heb ik geen verstand. Dat werk besteed ik uit aan Julius.
Een stukje voor het Tuunhek. Om dicht bij huis te blijven, wil ik het over architecten en het schaakspel hebben.
Zijn architecten goede schakers?

Featured

De Pen Nr 2: Jan Hans

janhansdejongTen eerste wil ik Dirk even bedanken dat hij zo vriendelijk is geweest om de pen door te geven aan mij.Het is een volledige verrassing en ik weet ook niet waar dit initiatief vandaan komt. Ik die zowel schriftelijk als mondeling niet zo'n communiceerder ben en eigenlijk alleen maar in oneliners denkt.

Toch doe ik maar een poging op paasmaandag onder de voorwaarde dat ik een stukje van minimaal 1000 woorden wel voldoende vindt.

Het komende seizoen is mijn 25e en misschien kan ik iets vertellen over mijn verleden. Toen ik een kleine jongen van 6 was, kwam een van mijn broers heel opgewonden thuis met de opmerking : 'Ik heb een nieuw spel geleerd en het heet schaak'. Wij moesten gelijk het spel van hem leren, want schaken doe je niet alleen. Het probleem wat we echter hadden was dat we geen stukken hadden en alleen een dambord. Met wat geïmproviseer, een damhoutje is een pion en wat pionnen van mensergerjeniet en al wat onderscheidt kon maken, werd er toch gespeeld.

Mijn vader, mijn andere broer en ik, leerden het spel en na een paar weken werd er een schaakspel aangeschaft. Door mijn kerkelijke opvoeding konden en mochten wij niet zoveel op zondag, maar wel schaken. Zodoende werd er elke zondagmiddag geschaakt in een vierkamp. Dit duurde tot ik 12 jaar was, want toen begonnen mijn broers te puberen en had de koffiebar meer aantrekkingskracht op hun dan het schaakspelletje. Ik bleef alleen met mijn vader over en aangezien ik te sterk voor de arme man werd, verloor ik ook de interesse.

Ik heb toen ook geen stuk meer aangeraakt. Op mijn 21e ging ik in Groningen studeren waar ik met een aantal medestudenten helemaal in de ban raakte van het damspel. We speelden wel partijen van 6 uur met het studieboek op schoot. Dit fenomeen van zo'n lange partij boeide mij wel. Ik vond het wel heel vreemd om soms wel een uur naar een stelling te kijken en dan de winnende zet te doen.

Maar ja het stappersleven in Sneek nou. Elk weekend opnieuw op stap en daar een meisje leren kennen (is nu mijn vrouw), steeds minder in Groningen vertoeven en steeds meer bij het meisje. Dit leidde ertoe dat het dammen ook weer minder werd en op den duur ook mijn interesse verloor.

Ik was in die tijd nog steeds een arme student ( heden ten dagen zou je kunnen spreken van een rijke student maar dit terzijde) maar kwam wel in de kroegen. Daar kwam ik in aanraking met allemaal werkende jongeren die natuurlijk meer geld te makken hadden dan mij. We toepten veel zodat er iets van hun rijkdom in mijn zakken verdween. Echter op een gegeven moment, hoorden de heren dat ik ook kon schaken. Dit wilden zij ook wel en zo kon ik elke middag wel een potje spelen met als inzet een consumptie.

Plotseling kreeg ik het idee, mede door mijn dam ervaring, dat ik kon schaken want ik won wel 90% van het aantal spelletjes. Maar op zekere dag kwam daar een kleine snotaap binnen die ik nog kende van mijn Bogerman tijd, die mij pardoes 5 keer versloeg. Ik mocht gewoon spelen met hulp van omstanders en hij speelde blind. Zijn naam was Yge Visser.

Al met al gingen er wat jaren voorbij totdat ik een baan vond in 1986 bij het toenmalige OBF in Leeuwarden. Dit gebeurde samen met een andere collega namelijk Mudshark (Wim Ykema). Wim speelde schaak bij de club en we raakten wat aan de praat totdat hij zei ; 'Ga maar eens mee'.

Dit gebeurde dus en dat heb ik geweten. Ik geloof dat ik in de eerste 3 seizoenen wel 10 punten bij elkaar geschraapt heb. Ik wist wel perfect hoe ik de stukken moest zetten, maar niet hoe een opening of het middenspel of een combinatie werkte.
Maar in het 4e jaar door veel gespiek bij betere spelers, was daar plotseling mijn eerste succes een overwinning op Wietse Wiersma.

Betonschaak dat was het spel dat ik moest spelen. Overleef de opening, ruil je stukken af in het middenspel en probeer met behulp van je dam ervaring alsnog de partij te winnen en zeker niet te verliezen. Dit was een hele sprong in mijn ontwikkeling.

Hoe het vervolg is en door het naderen van de deadline, wil ik de jaren bij de club nog wel eens bespreken.

Omdat het mij interesseert dat Joe het schaken een sport vindt en geen spel, wil ik graag de pen doorgeven aan Joe Hania.

Featured

De Pen Nr 4: Jan Hofman

Geschiedenis van mijn schaken

 

jan_hofman.png

Schaken heb ik van 'myn heit' geleerd. Dat wil zeggen: de loop der stukken. Want die man kon ook niet meer dan de loop der stukken. Schaken kon hij eigenlijk niet: hij kon geen zetten bedenken.

lk had een broer, die ook schaken had geleerd. We stonden om 07.00 uur op en gingen dan de kleren niet aan op blote voeten schaken. Zo schaakbelust ('Agressief') waren we. Bennie, zo heette die broer, had vallende ziekte. Maar schaken kon hij wel. We waren even sterk.

Maar enfin.

Destijds, ik was toen een jaar of 16, ging ik in Scharnegoutum naar een kapper. Kapper de Witt heette de man. We raakten aan de praat zoals dat bij kappers gaat. We kwamen op schaken.

""O, kun jij ook schaken?", zei hij aangenaam verrast.  "Dan kunnen we wel een potje schaken! Hij, die kapper kon wel vier keer zo goed als mij schaken. Maar doordat we steeds weer schaakten,  leerde ik toch wel het nodige. Want die man speelde in het eerste van de Sneker schaakclub die nu nog bestaat en waar Ík momenteel lid van ben. Hij was dus één van de besten van Sneek! Met Auke Bootsma en dokter Wiegman. De laatste kende ik niet, de eerste wel.

In die tijd werd er in Scharnegoutum een schaakclub opgericht. Niet een schaakclub zoals ze nu bestaan, meer het idee van een Soos. Maar men had wel een competitie. Er werd wel degelijk strijd geleverd.

In het land der blinden is de eenoog koning. Ik was meestal de eerste. Er werd echter niet zo geschaakt als dezer dagen op clubs. De lange rokade was onbekend, wel wisten we wat een kleine rokade was. Aanraken is zetten, daar deden we niet aan. En passant bestond niet, dat wisten we niet. Een klok was er niet. Partijen duurden dan ook soms erg lang.

Zelf zette ik niet zo gauw. Een maat waarmee ik schaakte zette ook niet al te vlot. Zodoende hebben we een keer tot 23.00 uur zitten schuiven en braken we de partij af.

lk ben toen een middag bij die man thuis geweest en toen was de partij nog niet uit. We hebben er toen nog een middag over gedaan en toen was hij ten lange leste uitgespeeld. Dat was dus een partij die bijna een dag duurde doordat we zo talmden met zetten.

We deden wél aan snelschaken,  zoals tegenwoordig ook traditie is. Dat ging zonder klok. Dat ging met een gongslag. Binnen vier tellen zetten. Dat vond ik véél moeilijker dan die 5 minuten spelen van tegenwoordig.
Ik was dan nergens! Ik kon dat niet.   Zwakkere tegenstanders speelden me weg! Ik herinner me Douwe van der Meer,  nog "altijd Prijs" uitroepen. Prachtig!

We gingen wel eens naar een andere club schaken . Buiten bondsverband, we waren niet aangesloten bij een bond. We deden dat onder elkaar.

Dan telde aanraken is zetten wel. Ik ben nog vergeten te zeggen dat we het begrip pat , de patstelling, remise, wel kenden. Eeuwig schaak en herhaling van zetten kenden we niet.

We waren wel een beetje gemeen. Die reeds bekende kapper de Witt en nog iemand uit Sneek konden veel beter schaken dan ons. Ze waren geen lid en werden dan tegen vergoeding van een gulden door ons "bijzonder lid" gemaakt. Ze waren dan lid. Deze begenadigde schakers werden door ons aan het eerste en tweede bord gezet. Wanneer we tegen een andere club speelden. Het was een beetje gemeen, omdat we de eerste twee punten bij voorbaat al binnen hadden. De bijzondere leden waren per definitie beter dan hun tegenspelers van de club waar we tegen speelden.
Juridisch klopte het, maar moreel gezien was het niet helemaal zuiver.

In Gauw had je dominee Blonet. Die was wel van hetelfde formaat als onze bijzondere leden.

De club van Schamegoutum werd op zeker moment opgedoekt. Toen was het schaken bij mij ook  gedaan. Nou ja, ik ging nog wel eens naar een wedstrijd toe. Ik won dan ook nog wel eens een prijs. Hoe dat kon, weet ik ook niet meer. Kennelijk was het de ervaring die in zekere zin toch een rol speelde.

Na ongeveer 20 jaar is er in Scharnegoutum weer een club opgericht. Men vroeg mij lid te worden. Aan dat verzoek voldeed ik, maar lang ben ik niet lid geweest. Als ik 's avonds op het middernachtelijk uur thuiskwam moest ik ook nog bij het vee in de stal langs. De verplichtingen van de zaak zogezegd. Dan had ik s  avonds pijn In mijn kop en daar had ik geen zin meer aan.

Eerst waren het bij die club allemaal leden. Lui die half schaken konden waren ook lid. Na een paar jaar bleven er maar een paar over.

Toen ik opgehouden was met boeren zei ik tegen mijn vrouw dat ik toch wel weer schaken wilde. Ik wilde naar de club van Gauw. Mensen van die club kende ik nog van vroeger, daar schaakten we vroeger tegen. Maar ze speelden op maandagavonden dan had ik koor. Dus dat kon niet doorgaan.

Dus toch maar Sneek bellen. De club uit Sneek had vroeger de naam neer te kijken op een dorpsclub. Zo was dat vroeger.

Maar ja, ik dacht; toch maar Sneek. Ik moest daar wel wennen, omdat die klok me onbekend was. En in het begin altijd verliezen. Dat ging dus aanvankelijk moeizaam. Toch had ik er wel trek in. Ik won eens een paar partijen en kreeg er zo echt aardígheid in. Ik ben lid geworden.
 
Dat er in Sneek werd neergekeken op het dorp bleek een misplaatst vooroordeel van de eerste orde.
Ik schaak met vol genoegen bij de schaakclub Sneek!

Door Jan Hofman aldus verteld aan Spookschrijver.

De Pen nr 4: Joe Hania

Van natte vinger tot acceptabele berekening

joekleinIn sporttoernooien bestaat de behoefte om prestaties te vergelijken. Dat gaat soms heel eenvoudig. Neem de polsstokhoogspringer. Zijn hoogte wordt op de cm nauwkeurig vastgesteld en die van zijn tegenstanders ook. Bij de meeste sporten kunnen prestaties niet goed in waarde worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld denksporten. 

Featured

De Pen Nr 5: Dirk Meijer

De serie 'Geef de Pen door' , waarin leden iets over hun zelf kunnen vertellen, staat al een tijdje stil. De laatste die 'De Pen' kreeg, was Dirk Meijer. Al weer een tijd terug leverde hij zijn stukje in. Is blijven liggen, maar nu gaan we er weer vol tegen aan. 

 

Een C.V.

dirk_meijerkleinZes jaar basisschool. Zeven jaar gymnasium-B. Twee jaar geneeskunde. Twee jaar Koninklijke Marine, inclusief officiersopleiding. Zes jaar rechtswetenschappen. Drie jaar opleiding tot advocaat. Griffier bij een Medisch Tuchtcollege..........

(Het moet een oerknal geweest zijn: blind, verlamd en stom) Tien jaar revalidatie en toen ben ik schaken gaan leren, uit diagnostisch en therapeutisch oogpunt en: het bleek later ook nog een leuk spelletje te zijn!

Dirk. 

Ik geef de pen door aan Renske Hania

Featured

De Pen Nr 6: Anne kloosterman

Afgelopen jaar werd door Jan Hans de vraag gesteld of de rubriek “de Pen” niet nieuw leven kon worden ingeblazen. Dat leek mij een mooi voornemen voor 2015:

De pen weer terug op onze onvolprezen schaaksite. De eerste vraag die Jan Hans stelde: waarom ben je voorzitter geworden?